Als zoon van een doopsgezinde predikant werd Herman Bakels 25 juli 1871 te Den Hoorn op Texel geboren. Hij overleed op 22 juli 1952. Tussen 1890 en 1895 doorliep hij een theologische studie aan het Doopsgezind Seminarie te Haarlem waar een zeer vrijzinnig klimaat heerste. Na afronding van zijn studies werd hij als predikant beroepen in de doperse gemeenten Warns (1895-1901), Enkhuizen (1901-1907) en Sint Annaparochie (1908-1916 met een onderbreking wegens ziekte in 1910). In 1916 ging hij in Haarlem wonen, "buiten betrekking", zoals hij schreef. Hij was een welgesteld man. Zijn broer Reinier Sybrand (1873) studeerde eerst rechten, werd ambtenaar maar maakte de enorme overstap naar een leven als schilder.
   Herman kon in welstand leven. Reeds in Enkhuizen bezat hij een motorfiets. Als hij een monteur nodig had kwam die niet in overall maar maar in nette kleren. Of Bakels dat vervoermiddel ook gekozen heeft om hem in 1903 naar Italië te brengen, waar hij natuur en architectuur bestudeerde, en op zijn tochten door Duitsland en Frankrijk, is mij niet bekend. Een zeiljacht bezat hij ook. Toen hij het najaar 1903 uitleende aan vier jonge vrienden verongelukte het op de Zuiderzee, wat Bakels in een diepe depressie van zelfverwijt dompelde.
   In Enkhuizen is zijn schrijversloopbaan begonnen. Na vijf jaren van voorbereiding verscheen in 1906 bij boekverkoper P. Bais aan de Westerstraat en drukkerij Over de Linden in de Torenstraat (naast het geboortehuis van Cor Kint) zijn Bouquetje dogmatiek, waarin hij o.a. agnosticisme en materialisme bestreed. Het boekje bleek een bestseller: in twee jaar gingen er 21.000 exemplaren over de toonbank, en Bakels had zijn stiel gevonden. De eerste druk telde 64, de tweede 'verbeterde en veel vermeerderde' 104 bladzijden. De vijfde druk (1924) bereikte de 32.000. Hoewel hij tot aan zijn dood in 1952 geen kerkelijke activiteiten meer zou ontplooien, zette hij zich met des te meer ijver achter de schrijftafel. Zijn publicaties ademden zijn typische godsdienstige breeddenkendheid, die binnen kerkelijke kringen dikwijls hevige deining teweegbracht, en toonden tegelijkertijd zijn polemiserende natuur. In 1908 verscheen zijn vertaling van Het Nieuwe Testament 'voor leeken leesbaar gemaakt' in 6000 exemplaren. Herdrukken verschenen in 1914 en 1920. Tholen nam het mee op zijn schildersboot de Eudia II.
   In Doopsgezinde kring, ook buiten Nederland, werden behalve deze NT-vertaling ook Het volk van Menno (Leiden, 1908, met zes pen- en zwartkrijttekeningen van Reinier Bakels), en Beknopt Bijbelsch Woordenboek (Amsterdam, 1917) hoog gewaardeerd.

Bakels heeft enorm veel geschreven, (dikke) boeken, artikelen, columns, in een buitengewoon levendige stijl, altijd gedreven - serieus, ironisch en vermakelijk tegelijkertijd, de actualiteit volgend. Nu eens diepzinnig, leerzaam, dan weer humoristisch - al lezende valt er soms veel te grinniken. Vanaf Bouquetje Dogmatiek (1906), waarvan de eerste – druk – met een houtsnede van Tamson geïllustreerd is, verschenen een tijdlang jaarlijks een of twee boeken van hem. Een ex. van die eerste druk met de houtsnede van Tamson heb nooit kunnen vinden.
  Eigenlijk was Aan mijne vrienden die de Waarheid liefhebben (1895) zijn eerste boek(je).
  Een paar titels :

Spaansche Pepertjes. 1921, 240 pp.
Bouquetje dogmatiek. Waarin zoo overtuigd als mogelijk was, volgens het beginsel der vrije gedachte, wordt aangetoond de waarachtigheid van God, deugd en onsterfelijkheid. 1e druk 1906. Het boek beleefde vijf steeds herziene drukken, de laatste in 1924, bijna 2x zo dik als de eerste.
Luther’s leven voor leeken verteld. Geïll. 1917, 118 pp.
Beknopt Bijbelsch Woordenboek. 1917, 700 pp.
Wij ketters. Ja, “om de eere Gods”! 1920, XII/184 pp.
Leekeboek over godsdienst. Een geloovig-kettersch boek. 1921.
Nieuwtestamentische Apocriefen. 1922, 770 pp. Bakels begint dit boek met de paragraaf "Ëen tochtje met de vliegmachine (om een algemeen overzicht te krijgen)".
Het stervend heidendom (La Fin du Paganisme). Een cultuurbeeld van de vierde eeuw onzer jaartelling. 2e dr. 1923 VIII/820 pag. Twee banden. Vertaling van Gaston Boissier, La Fin du Paganisme. Étude sur les dernières Luttes Religieuses en Occident au Quatrième Siècle. 2 tomes.
Prikkeldraad. 1927, 223 pp.
Bijbelsch Woordenboek, 1941.
Het godsdienstschip, hoe het reilt en zeilt, 1948, 208 pp.

Zie ook Doopsgezinde Bibliotheek, Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), collectie Herman Bakels (UBA16).


Bakels in de praktijk — kort geschetst met een anecdote en een citaat :

In 1883 kwam Simon Bakker, van beroep houtzager, in Bovenkarspel wonen. Hij kwam uit een Zaanse molenaarsfamilie. Twintig jaar bleef hij als molenaar in dienst bij Schotsman, totdat deze de molen en daarmee Bakker kwijt wilde. In 1902 kocht Herman Bakels de molen voor Simon Bakker. Tot 1916 heeft de molen gezaagd.

... lezen doe ik veel. ‘Madame Bovary’ verteerde ik, verscheiden dingen van Heine, (schrik niet) de [onleesbaar] (23ste boek van de Odyssee), het Christusmysterie van v.d. Bergh van Eysinga, kleine portie's van diens ‘Uren met Hegel’, Bakels' ‘Leekeboek voor den Godsdienst’ (zeer aan te bevelen), ‘Hedda Gabler’ en ‘Vijand des Volks’ van Ibsen, een inleiding op de philosophie van Lao Tse van Borel en ‘Dreams’ van Schreiner (die zijn heel mooi en 't is Engelsch, dus als je ze nog niet kent, lees ze dan eens). Verder nog wat Hollandsch kleingoed.
Menno ter Braak aan zijn schoolvriend (Marius Wessel) Maas Holleman, 26 aug. 1920.

Ds Bakels heeft een groot deel van Kints studie betaald, samen met het Snouck van Loosenfonds (Wander van Leeuwen) dat op zijn beurt door enkele particulieren onder wie prinses Emma gesteund werd. "Ai mog studeere van de dominee" werd over Kint vaak gezegd, dat was blijven hangen in de volkspraat, maar wie die dominee nu was wist men niet precies. De subventie was dan ook goed geheim gehouden. Bakels was muzikaal, zijn vader speelde viool, hijzelf viool, orgel en piano. Hij bezat een piano, schrijft hij in Spaansche pepertjes, 1e druk (1921), pag. 212.

Een zekere J.J.M. schrijft n.a.v. Bakels' 70e verjaardag in Het Vaderland van 22 juli 1941 dat hij de ruim zestigjarige Bakels in 1933 geholpen heeft "uit zijn boeiertje tegen den hoogen kaaimuur van de Enkhuizer haven te klimmen. Hij was met dat boeiertje, enkel maar van het lei-zwaard voorzien, naar Enkhuizen komen zeilen, en hij ging verder naar Stavoren, om er te hellingen. Het was in den winter, en liep tegen Kerstmis. Een man dus, die wel wat aandurfde."

Vier studenten hadden Bakels' zeiljacht geleend voor een tocht. Ze verongelukten. De scheepsramp heeft Bakels zo aangegrepen dat hij zonder een afscheidsviering a.h.w. met stille trom naar Friesland vertrokken is, zo zeiden oude Enkhuizers met wie ik in 1987-88 gesproken heb. DE HAVEN UIT MET BAKELS JACHT is een smartlap van een straatzanger over de gebeurtenis. Na enige dagen werd een verbod uitgevaardigd om het in het openbaar te zingen. Het [de] eerste couplet[ten] zijn niet overgeleverd. Ook een slotcouplet schijnt te ontbreken. Het ging ongeveer zo :


DE HAVEN UIT MET BAKELS JACHT

Vanuit het visschersdorp Bunschoten
Ontvingen hunne huisgenoten
Een briefkaart strekkend tot bewijs
Alsdat zij daar die morgen waren
Niet denkende aan de gevaren
Aan 't noodlot van de verd're reis.

Het was ook moeilijk te vermoeden
Dat er zoo gauw een storm zou woeden
Als er toen opgestoken is
Die alles dreigde te verslinden
En hen zo'n vroegen dood deed vinden
Met zooveel smart en kommernis.

Drie zoons, drie broeders van elkander,
De een nog knappper dan de ander,
Een reeds beroepbaar proponent,
't Schrijnend ouderhart ontnomen.
Wanhopig tobbend omgekomen
Naar de berichten daar omtrent.

En d'andere jongeling, de vierde
was ook een knaap die de echt versierde
van 't ouderpaar als eenig zoon.
Altoos beminden zij hem teeder
en zagen vol verwachting neder
op zulke parel aan hun kroon.

Ik denk, dat 'k dit zit uit te schrijven [... heb opgeschreven]
Nog 't meest aan hen die achterblijven [... voor hen die achterbleven]
al ken ik zelf die mensen niet.
Ik zie ze in mijn geest wanhopend
van de ene plek naar de ander lopend,
ontroostbaar in hun zwaar verdriet.

De vier mannen waren:
Sjoerd Scholten, geboren te Enkhuizen 20-1-1878. Overleden 7-10-1903. (Proponent Doopsgezinde Gemeente).
Andries Hidser Scholten, Enkhuizen 21-01-1880 Overleden 17-10-1903 (electriciën).
Gerrit Cornelis Scholten, Enkhuizen 28-06-1884 Overleden 24-10-1903 (beroep?).
Zoons van Jan Scholten en Riemke Hoekstra.
Dirk van Es, Enkhuizen 18-08-1884 Overleden 17-10-1903 (bloemist).
Zoon van Louwrens van Es en Geertje Scholten.'

Herman Bakels was welgesteld doordat hij met een rijke vrouw was getrouwd: Cornelia Maria Crok (*4 mei 1875, †14 aug. 1924), telg uit een familie van Zaanse industriëlen. Het zat blijkbaar in het bloed, want ook zijn broer Reinier Sybrand, de schilder, huwde een vrouw met geld, Henriëtte van Wulfften Palthe (*4 aug. 1878, Hengelo, †11 dec. 1964, Den Haag), dochter van een van de oprichters van Palthe's textielveredelingsbedrijven, — nu een noodlijdende franchise-keten, maar bij oprichting in 1873 een van de eerste industriële brdrijven in ons land.